Onze educatieve methode
Beeldtaal, dat is onze start
De gids past zich aan elke doelgroep aan, van kleuters tot leerlingen met een beperking of met een anderstalige achtergrond. We willen leerlingen of studenten zelf betekenis aan beelden laten geven. De gids wijst aan, zet hen op weg en luistert vooral. Mu.ZEE stapt af van het passief beleven en kiest voor interactie.
Kennis van bepaalde termen, de ‘beeldaspecten’, maakt het gemakkelijker om te praten over kunst. Die termen willen we hen leren. We confronteren jonge kinderen niet te direct, maar toch is het mogelijk om tijdens het praten over de kunstwerken een paar beeldaspecten onnadrukkelijk aan te reiken, zoals bijvoorbeeld vorm, kleur, compositie, licht, donker, schaduw en textuur.
Bij kunstbeschouwing met verschillende doelgroepen en het uitdenken van onze museumtours baseren wij ons op de theorie van Parsons:
Stadium 1: associatie – verbinding met eigen leefwereld
Stadium 2: voorstelling – wat stelt het kunstwerk voor?
Stadium 3: expressie – wat wil de kunstenaar uitdrukken?
Stadium 4: gebruiken van beeldende begrippen om kunst te beschouwen.
Stadium 5: het esthetisch filosoferen – het kunstwerk bekijken binnen de brede culturele en historische context.
In ieder volgend stadium worden de voorafgaande stadia meegenomen. De verschillende stadia zijn deels afhankelijk van iemands leeftijd en deels van de ontwikkeling, kennis en ervaring. Kinderen in de kleuterleeftijd bevinden zich in het eerste stadium. Daarna groeien ze in de basisschoolleeftijd door naar stadium 2. De meeste mensen komen daarna, ook in hun volwassen leven, niet veel verder. Liefhebbers van kunst bevinden zich vaak in stadium 3. De stadia 4 en 5 vragen een wat meer ‘professionele’ belangstelling voor kunst.
Voorts baseren we ons ook op de leerstijlen van Kolb en Visual Thinking Strategies (MoMa).