James Ensor en de Bal du Rat Mort: Kunst, Vermaak en Liefdadigheid
Auteur: Gregory Boite (bibliotheek -en archiefmedewerker Mu.ZEE)
De Cercle Coecilia
Op 1 november 1861 zou het verenigingsleven in Oostende een voorname organisatie verwelkomen die een belangrijke actor zal zijn in het sociaal-cultureel weefsel van de stad. In de Rederijkerskamer in de Christinastraat van de stad werd de Cercle Coecilia gesticht. In mei 1894 zal de Cercle zijn intrek nemen in een vaste plaats op het Wapenplein. Onder voorzitter Jacques Kint bestond hun programma uit drie belangrijke pijlers: Kunst, Vermaak en Liefdadigheid. Het bestuur van de Cercle had het idee opgevat om vastenavond te vieren met een gemaskerd bal en dit met het goede doel voor ogen
In 1870 werd de eerste editie van dit gemaskerd bal georganiseerd. Na vijf jaar bleek dit een groot succes te zijn met steeds meer deelnemers, waardoor de vereniging moest uitkijken naar een ruimere zaal, die men aanvankelijk vond in het Casino op het Wapenplein. Het carnavalbal had op 13 februari 1888 voor het eerst plaats in het Oostendse Kursaal onder de naam het gemaskerd carnavalbal van de Cercle Coecilia. Pas op 21 februari 1898 werd het gekend als het bal van de Rat Mort.
Verbroederen in Parijs
In mei 1896 trokken zo’n zestien leden van de Cercle Coecilia naar Parijs: Edgard Quinet, dr. Firmin Pleyn, Gustave Cnudde, Léon Rinskopf, Arthur Cambier, Fré Deridder, Albert Ditte, Daniel Vancraeynest, Emile Bulcke Georges Bulcke, Emile Mathieu, Victor Mertian, dr. Henri Seeuwen, Léon Brouwet, Auguste Pede en Georges Daveluy. Volgens kunstschilder en beeldhouwer Emile Bulcke zou James Ensor de groep wat later vervoegen. De feestelijke nacht eindigde in het café ‘Le Rat Mort’ en zou meteen de voedingsbodem worden om de Compagnie du Rat Mort op te richten in Oostende, bestaande uit de mensen die naar Parijs waren geweest.
Dit geschiedde op 21 november 1896. Met de steun van Ensor en Bulcke werden gemaskerde bals georganiseerd. Jaarlijks vonden er twee bals plaats, waarvan één tijdens carnaval, die voor het goede doel werd georganiseerd. Het eerste bal van de Rat Mort, vooreerst gekend onder het Groot Jaarlijkse Bal, vond plaats op 21 februari 1898. De toegang was enkel voorbehouden voor leden van de Cercle Coecilia en voor feestvierders met een persoonlijke uitnodiging. Zonder enige inkomprijs werden de deelnemers verzocht om een gift te schenken en dit volgens hun eigen mogelijkheden, wat ten goede kwam voor het sociaal engagement van de Cercle.
Beeld : Société Royale Cercle Cœcilia Ostende. 1861 – 1912, Ostende, 1912, (Collectie Mu.ZEE bibliotheek).
De bals werden georganiseerd tot aan de Eerste Wereldoorlog. De werking hervatte in 1919 met een feest voor de eigen leden. Het daaropvolgende jaar veranderde de formule enigszins. De kring organiseerde jaarlijks twee gemaskerde bals. Het eerste bal, bestemd voor de Oostendenaren, had een meer volkser karakter. Na acht dagen werd het tweede bal gehouden als galabal. De toegangsprijs was standaard 10 fr., terwijl gemaskerden slechts de helft betaalden. Voor het galabal werd een prijs van 20 fr. gevraagd. Vanwege de beperkte belangstelling voor de volkse bals en het weinig lucratief karakter voor de Coeciliakring werd er vanaf 1939 enkel ingezet op de galabals.
Het bal van 20 februari 1926 kreeg voor het eerst een thema mee: ‘Bal villageois’ ofwel ‘Landelijk bal’. De volgende edities stonden meer in het teken van een specifiek thema, behalve deze van 1940, dit omwille van besparingsmaatregelen. De Compagnie du Rat Mort bestond tot net aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Pas in 1956 besloot de Koninklijke Coeciliakring de Compagnie nieuw leven in te blazen. Om de bals van extra grandeur te voorzien konden de aangesloten leden van zowel binnen- als buitenlandse afkomst zijn met een zekere verdienste op vlak van cultuur, gastronomie, literatuur, toerisme en journalistiek.
James Ensor en de Rat Mort: een carnavalesk schouwspel
Het carnavaleske aspect in het oeuvre van Ensor is niet ver te zoeken. Geïnspireerd door de vele maskers in de souvenirwinkel van zijn ouders en de jaarlijkse carnavalstraditie in Oostende was de kunstenaar al snel gefascineerd geraakt door dit thema. Niet zozeer om figuren te maskeren, maar net om deze te demaskeren. Het masker treedt hier op als middel om het ware gelaat te tonen. Ensor voelde zich op jonge leeftijd sterk aangetrokken tot het hele carnavalsgebeuren. Ook in Brussel vond Ensor bij de familie Rousseau een milieu waar een vrolijke sfeer heerste en er ruimte was voor humor. In die zin kun je de verschillende carnavaleske verkleedpartijen ten huize Rousseau gaan kaderen, waaronder Ensor met de Rousseaus en Nahrath op eenendertigjarige leeftijd.
Foto : Anoniem, James Ensor met leden van de familie Rousseau en Nahrath, 1891, Collectie Mu.ZEE bibliotheek – Stad Oostende
Toen het eerste bal van de Rat Mort werd georganiseerd in 1898 had Ensor de leeftijd van 38 jaar. Twee jaar eerder vergezelde hij de groep feestvierders die reeds naar Parijs waren vertrokken om er de bloemetjes buiten te zetten. Léon Rinskopf die bij het gezelschap hoorde in de Franse hoofdstad zou in 1901 de muziek componeren voor het clublied Le Rat Mort. Ensor stond aan de wieg van het dansfeest, wat voortaan een Ensoriaans karakter zou krijgen. De jonge James had op regelmatige basis contact met de andere leden van de Compagnie du Rat Mort, wat zich manifesteerde via uitbundige verkleedpartijen die op de gevoelige plaat werden vastgelegd. Ensors correspondentie met Emma Lambotte op 22 december 1906 laat ons getuige zijn van dit Ensoriaans schouwspel dat op zaterdag 8 december 1906 plaatsvond:
“’t Was een vreemde ervaring, mijn aankomst in Oostende en mijn entree in Hotel de la Couronne. Een beul en een duivel grijpen mij vast en sleuren mij mee in een kamertje waar zij mij van mijn jas en hoed ontdoen en mij hullen in een prachtig gewaad van een priester uit de oudheid, daarna duwen zij mij een zaal binnen waar een dertigtal leden van Le Rat Mort op een podium staan, een zonderlinge bende, schitterend verkleed als duivels, monsters, Grieken, struikrovers, heren, ridders enz. enz. Ik neem plaats in het midden en ben getuige van de inlijving van enkele aspiranten in de Compagnie du Rat Mort, een groteske bende, bizar verkleed als Turken. Men stelt hen enkele rare vragen, en laat hen dan verscheidene weinig aanlokkelijke proeven ondergaan. De ongelukkigen moeten blootsvoets en geblinddoekt over een ingezeepte plank lopen. Kortom, men haalt gemene streken met hen uit.
Daarna hebben wij in een vrolijke stemming gesoupeerd. Na het avondmaal werden de personages van mijn schilderijen in een schaduwspel opgevoerd, begeleid door een cantate van Rinskopf en Mathy, in koor herhaald door alle leden van Le Rat Mort. En ik zag alle figuren van mijn schilderijen (ze hadden er zelfs enkele aan toegevoegd) defileren. Armoedzaaiers, geraamten, spinnen, geneesheren van Darius, Christus, engelen, de portier van de Hel, Claudine, Mouzaffer, zwangere vrouwen, soldeniers, advocaten, rechters, burgerwachten, beschadigde types, eunuchen, hoorndragers, musici, nimfen, hetaeren, dwergen, Saîtupharnès met zijn tiara, vrekken, wellustelingen, gendarmes, geleerden, rare snuiters, estheten, smerissen, melaatsen gekken, schooiers, lijkdragers impressionisten, lampenisten, gebrekkigen, eenhandigen, hoertjes, smeerlappen, prelaten, dokters, drinkers, vissers, konijnen, amfibieën, koeien, gehoornde en rare insecten, kwaadsprekende vrienden. En tot slot ikzelf heel gelijkend, terwijl ik uit een kathedraal kom. Komisch detail: de mooie kostuums zijn die van La Belle Hélène en andere stukken die in de schouwburg van Oostende vertoond werden, en mijn mooie gewaad is dat van de hogepriester Calchas. Voilà, zo amuseren ze zich in Oostende. Ik sta nu helemaal goed aangeschreven bij Le Rat Mort.”1
Foto : Anoniem, James Ensor en zijn vrienden van "Compagnie du Rat Mort" in "Hotel de la Couronne" gedurende carnaval, 8 december 1906, Collectie Mu.ZEE bibliotheek Oostende – Stad Oostende
Dit feestgebeuren met muziek, woordkunst en schimmenspel moest Ensor lang bijgebleven zijn, want enkele decennia later berichtte Ensor in een brief van 14 februari 1930 aan zijn vriend de Belgische advocaat Auguste Joye hierover het volgende: “U hebt een ets gekocht. Ja, het is een proef van mijn Menu voor Charles Vos, 1896. Dat menu heeft wel degelijk gediend voor een banket van Le Rat Mort, van 8 december 1906. ‘Le Rat Mort’, een afdeling van de Cercle Coecilia in Oostende. Daarin verbroederen lange tijd enkele jongelui: leraars, schilders, musici, jolige drinkebroers, die de lange avonden van de Oostendse winters aangenaam wilden doorbrengen. Vandaag zijn de leden van Le Rat Mort bijna allemaal verdwenen, Rinskopf, Lanciani enz. enz.”2 In deze brief stellen we vast dat Ensors ets ‘Menu de Charles Vos’ voor deze gelegenheid gebruikt werd als menukaart. Dit grafisch werk diende ooit voor de opening van de kunsthandel van zijn Brusselse vriend Charles Vos op 26 december 1896. Voor zijn vrienden van ‘Le Rat Mort’ was dit een echt verzamelobject die ze naar huis konden meenemen.
Ridder in de Leopoldsorde
Na 1900 begon Ensor steeds meer als kunstenaar erkenning te krijgen. Talrijke onderscheidingen en prijzen vielen hem te beurt. Eén van de eerste benoemingen die Ensor ontving was de zogenaamde Chevalier dans l’ordre de Léopold. Dit geschiedde in maart 1903 bij Koninklijk Besluit. De Leopoldsorde is de hoogste en belangrijkste onderscheiding in België en is naast de grootmeester, Koning van België, onderverdeeld in vijf graden waaraan een titel is verbonden. De volgende graden van hoog naar laag zijn: grootlint, grootofficier, commandeur, officier en als laatste deze van ridder. Ensor kreeg via briefwisseling op 21 april 1903 het ereteken van deze laatste graad toegewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, Paul de Favereau.
Via de stukken uit het Ensorarchief van Mu.ZEE zijn we eveneens op de hoogte dat Ensor niet alleen in 1903 de graad van ridder kreeg toegekend. Verder kwam op 14 november 1919 de hogere graad van officier hem toe. Zes jaar later kreeg de kunstenaar bij Koninklijk Besluit op 27 november 1925 de titel van commandeur om ten slotte bevorderd te worden tot de graad van grootofficier op 15 november 1938 door de minister van Buitenlandse Zaken.
Beeld : Brief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarin Ensor toekenning krijgt van het Ereteken Ridder in de Leopoldsorde, 21 april 1903, Brussel, collectie Mu.ZEE bibliotheek Oostende
Toen Ensor in 1903 geridderd werd in de Leopoldsorde konden de leden van de Compagnie du Rat Mort dit niet laten passeren. Voor deze gelegenheid organiseerden ze op 2 mei 1903 een groots banket om de kunstenaar te huldigen. In dezelfde brief aan Auguste Joye haalt Ensor de passage aan dat hij op dat moment zijn eerste toespraken hield: “Mijn eerste toespraken dateren van mei 1903, ter gelegenheid van mijn benoeming in de Leopoldsorde, een feit dat enthousiast werd gevierd. De banketten waren talrijk, te talrijk misschien en nadien kwam de verzadiging.”3
Foto : Anoniem, James Ensor tussen de leden van de Compagnie du Rat Mort (Ensor onder de kroonluchter) 2 mei 1903, Collectie Mu.ZEE bibliotheek Oostende – Stad Oostende
Tijdens deze huldigingsavond hield Ensor een markante toespraak ‘pour célébrer les écus, blasons et devises de nostre joyeuse Compagnie du Rat Mort’. Niet alleen werd Ensor met zijn onderscheiding via een verkleedpartij gevierd. Tijdens het banket volgden er plechtige redevoeringen en liederen. De avond van 2 mei was niet de enige viering. Zo lezen we in het aanhangsel van L’Echo d’Ostende op 8 december 1907 een terugblik op de gebeurtenissen van 3 december 1903: “De intellectuelen van Le Rat Mort vieren de overhandiging van Les Écus aan hun vriend Ensor. De kostbare boekjes, waren kunstwerkjes, zijn uitgegeven door het huis Daveluy en op slechts 40 exemplaren gedrukt. Voortreffelijke maaltijd; artistieke schimmen, nieuwe muziek, anonieme en beroemde zanger, hatelijke liedjes, niets ontbrak. Ten slotte, schitterende stoet, cantate van l’Art Ensor. Gedicht van Mathieu, muziek van Rinskopf, schaduwspel van Georges Verhaeghe.”4
Beeld : Le Rat Mort Ostende, Les Écus par James Ensor, november 1904, Géo Daveluy, collectie Mu.ZEE
Beeld : Salve! Ensor! in: Le Rat Mort Ostende, Les Écus par James Ensor, november 1904, Géo Daveluy, collectie Mu.ZEE
Het feestschrift Les Écus van James Ensor werd in november 1904 gepubliceerd met illustraties op Hollands papier door Géo Daveluy onder toezicht van het Oostendse comité Le Rat Mort. Zoals aangehaald in L’Echo d’Ostende is dit schrift in een zeer beperkte oplage gedrukt en samengesteld uit een foto van James Ensor, een rode reproductie van Ensors werk Duivels die me sarren, het huldigingsprogramma van 2 mei 1903, een Brabançonne Ensorienne, Discours en noble languaige, Invocation à la muse (Emile Mathy), Salve!, Art Ensor. Cantate-Cortège.
Beeld : Brabançonne Ensorienne in: Le Rat Mort Ostende, Les Écus par James Ensor, november 1904, Géo Daveluy, collectie Mu.ZEE
Door de kunstenaar zijn we in het najaar 1906 op de hoogte gesteld dat de jonge garde die bij de Compagnie du Rat Mort aangesloten was, hem helemaal niet beviel. Ensor liet zich minder vaak zien tijdens vergaderingen die toen op het Wapenplein doorgingen. Toch stellen we vast dat het contact niet helemaal verwaterde. Voor zijn verjaardag op 13 april kreeg Ensor nog in 1949, toen hij negenentachtig jaar oud werd, nog een telegram toegestuurd van de Koninklijke Cercle Coecilia. Hierin wenste het bestuur hem felicitaties als ‘niet-bejaard’ lid van de kring.
Beeld : Telegram van de Koninklijke Cercle Coecilia aan Ensor met verjaardagswensen, 13 april 1949, collectie Mu.ZEE bibliotheek Oostende