In de verf gezet

James Ensor: een bibliografisch overzicht

Auteur: Gregory Boite (bibliotheek -en archiefmedewerker Mu.ZEE)

Inleiding

 

Publicaties: Xavier Tricot, James Ensor: leven en werk: oeuvrecatalogus van de schilderijen, Mercatorfonds, Brussel, 2009 en Robert L. Delevoy, Ensor, Mercatorfonds, Antwerpen, 1981 (Collectie Mu.ZEE Bibliotheek).

James Ensor is zowel in binnen- en buitenland een kunstenaar met naambekendheid. Gezien als vernieuwer van de moderne kunst in België werden er ondertussen heel wat tentoonstellingen met zijn werk (retrospectieve, solo of in groep) georganiseerd. Deze belangstelling voor de kunstenaar laat zich ook voelen onder de vorm van publicaties. De verschijning van publicaties over de kunstenaar impliceert immers dat men het de moeite waard vind om over zijn leven en werk te schrijven. Ensor werkte zijn naambekendheid voor een groot stuk zelf in de hand door zichzelf in contact te stellen met schrijvers als Emile Verhaeren en Eugène Demolder die over hem schreven. Voornamelijk via monografische studies werd Ensors imago versterkt. Het was een uitstekend middel om de kunstenaar te presenteren, waarbij Ensor zelf een inbreng heeft gehad in de manier hoe hij gerepresenteerd werd. Imagovorming was voor de kunstenaar geen vreemd gegeven. Dit artikel staat stil bij datgene wat reeds over Ensor werd gepubliceerd. Via deze bibliografische insteek wordt er ingegaan op de evolutie in het aantal publicaties die over Ensor verschenen, zowel tijdens zijn leven als postuum. Gelinkt aan biografische elementen zal dit ons iets meer kunnen vertellen over het belang van deze publicaties en hoe de belangstelling voor Ensor en zijn werk doorheen de tijd evolueerde.

Methodologie

Er werd zo exhaustief mogelijk te werk gegaan om alle verschenen publicaties over Ensor met een biografische, thematische of wetenschappelijke insteek op te lijsten. Verder werden ook de oeuvrecatalogi van zijn schilderijen en grafisch werk opgenomen. Daarnaast konden de publicaties met zijn geschriften en correspondentie ook niet ontbreken, waaronder ‘James Ensor, lettres à André de Ridder’ (1960), ‘Lettres à Franz Hellens et Eugène Demolder’ (1969), ‘James Ensor, lettres’ (1999) en de meer recente publicatie ‘Avec le noble crayon: Lettres de James Ensor à la famille Rousseau’ (2021). Ten slotte werd er voor gekozen om algemene kunst(historische) publicaties waarin Ensor aan bod komt ook te betrekken in deze uiteenzetting. Dit zijn publicaties waarin Ensors leven en werk worden beschreven in relatie tot de grote kunststromingen en thema’s in de kunst. Publicaties met enkel het opnemen van een foto of kunstwerk van Ensor zonder enige duiding werd achterwege gelaten. We zijn er ons van bewust dat hierin niet alle kunstpublicaties werden opgenomen.

 

Publicaties: Xavier Tricot, James Ensor: lettres, Labor, Brussel, 1999 en Jean-Philippe Huys, "Avec le noble crayon": Lettres de James Ensor à la famille Rousseau, P.I.E. Peter Lang SA, Bruxelles, 2021 (Collectie Mu.ZEE Bibliotheek).

Tijdschriftnummers die speciaal aan Ensor gewijd zijn, werden ook aan deze lijst toegevoegd. De reeds aanwezige bibliografieën die als addendum in vooral overzichtswerken van de kunstenaar werden gerepertorieerd waren hiervoor een nuttig instrument. De aanwezige bibliotheekcollectie en de documentatiemappen over Ensor in Mu.ZEE waren samen met de collectie van de stadsbibliotheek van Oostende enkele pistes om de nodige informatie te verzamelen.

Publicaties over James Ensor

De tijdsperiode waarin we alle publicaties over Ensor kunnen onderbrengen, strekt zich uit over iets meer dan 140 jaar. De eerste uitgave dateert van 1882 met de tentoonstellingscatalogus van l’Essor, waar de jonge Ensor aan deelnam: Catalogue de la VIème exposition annuelle ouverte au Palais des Beaux-Arts l’Essor, terwijl één van de laatst verschenen publicaties van de hand van Susan Canning is: The Social Context of James Ensor’s Art Practice: ‘Vive La Sociale! uit 2023.

De samenstelling van alle Ensorpublicaties werden volgens de plaats van uitgave samengesteld. Hierin werd een onderscheid gemaakt tussen werken die in België verschenen zijn, 324 in aantal of 54,5%, en buitenlandse publicaties met 267 uitgaven of 45,5%.

Een globaal beeld toont ons een zeer geleidelijke stijging van het aantal verschenen publicaties na de Eerste Wereldoorlog. Om dit beeld scherper te stellen worden hieronder drie afbakeningsperiodes gepresenteerd, waarbij er telkens een link wordt gemaakt naar het leven van Ensor met de verschijning van de voornaamste publicaties in diezelfde periode.

Periode 1882-1918

In deze beginperiode gaat de kunstenaar volop gaan exposeren en een netwerk aanleggen in vooral Brusselse kringen. Een grote belangstelling bij het brede publiek blijft nog afwezig. Slechts in beperkte kringen kon Ensor op steun rekenen. Dit zal zich ook vertalen in een beperkt aantal publicaties die over zijn leven en werk verschenen zijn. Toch duiken de eerste belangrijke monografieën op.

De eerste afbakeningsperiode toont ons een duidelijke tendens dat Ensor gedurende zijn vroege jaren nog weinig op belangstelling kon rekenen. Tijdens de eerste tien jaar stellen we een constante vast met slechts één jaarlijkse publicatie. Voor de jaren 1882-1883 speelt de vereniging l’Essor hier een rol met de uitgave van een tentoonstellingscatalogus. Daaropvolgend kon Ensor via zijn lidmaatschap in de avant-gardistische kunstenaarsgroep Les XX rekenen op een tentoonstellingscatalogus die samen met de jaarlijkse tentoonstelling in het voorjaar werd uitgegeven. Alle deelnemende kunstenaars werden erin opgenomen met hun ingezonden werken. Deze tendens trekt zich door met La Libre Esthétique, de opvolger van Les XX. Met dezelfde voorzitter Octave Maus werd Ensor in de catalogus opgenomen tijdens de jaren 1894-1898, 1900, 1905 en in 1908 met het werk Salon Jubilaire. La Libre Esthétique. Een eerste monografie over Ensors werk verscheen in 1892 van de hand van Eugène Demolder bij de uitgeverij Paul Lacomblez: James Ensor avec un dessin d’Ensor – Mort mystique d’un théologien. Toen Ensor in 1879 ging studeren aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Brussel kwam hij er via Théo Hannon in contact met de familie Rousseau. Prominente progressieve figuren uit de artistieke, literaire en wetenschappelijke wereld kwamen er over de vloer.

Zo liep Ensor er Demolder tegen het lijf die de kunstenaar niet alleen steunde door de uitgave van een monografische publicatie over Ensors werk. Zes jaar later zou Demolder ook betrokken zijn bij de organisatie van de eerste buitenlandse solotentoonstelling van Ensor in december 1898. Samen met deze kleine Ensortentoonstelling, ingericht in de lokalen van La Plume in Parijs, werd ook een speciaal nummer aan Ensor gewijd. De eerste belangrijke teksten over Ensor die door verschillende auteurs werden samengesteld, zijn hierin opgenomen.

In de overgang naar de twintigste eeuw is er nog weinig verandering te bespeuren in de tendens van het aantal publicaties. De jaren voor de Eerste Wereldoorlog bracht hierin enige verandering met een lichte stijging van het aantal uitgaven. Dit stellen we zo vast in 1908 met drie publicaties, waaronder een tentoonstellingscatalogus van La Libre Esthétique en een opname van Ensors werk in de catalogus van de Antwerpse kunstvereniging Kunst van Heden, opgericht door François Franck. Ook verscheen door Emile Verhaeren de eerste uitgebreide monografie over de kunstenaar, gepubliceerd bij Géry Van Oest & Cie in Brussel, waarin Verhaeren het milieu in Oostende beschrijft, evenals de beginjaren van Ensors artistieke loopbaan.

 

Publicaties: La Plume, Revue littéraire et artistique bimensuelle, James Ensor, peintre et graveur (avec 111 illustrations de James Ensor), Librairie de la Société anonyme La Plume, Paris, 1899 en Émile Verhaeren, James Ensor, G. Van Oest, Brussel, 1908 (Collectie Mu.ZEE Bibliotheek).

  • 1. G. Ollinger-Zinque, Ensor. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, 1999, p.336.
  • 2. N. Hostyn, Ensor. De Verzameling van het Museum voor Schone Kunsten Oostende, Ludion, Gent, 1999, p.21.

Na 1900 stellen we een opkomende belangstelling vast voor Ensors oeuvre. Erkenning viel hem steeds meer te beurt met als gevolg dat publicaties in binnen -en buitenland begonnen toe te nemen. Een tweede buitenlandse tentoonstelling in de Rotterdamsche Kunstkring in 1910 met bijhorende publicatie is hiervan een voorbeeld. Daarnaast was Ensors atelier ook een bedevaartsoord geworden voor heel wat bewonderaars, collega-kunstenaars en verzamelaars, waaronder de Duitse kunstcriticus, -verzamelaar en curator Herbert von Garvens-Garvensburg. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in de vroege belangstelling die Ensor in Duitsland genoot. De eerste Duitse monografie over de kunstenaar van zijn hand, inclusief met een complete catalogus, James Ensor: Maler, Radierer, Komponist (1913), heeft tot deze verhoogde belangstelling bijgedragen.

In 1914 zien we de laatste publicaties verschijnen met catalogi van groepstentoonstellingen bij La Libre Ésthetique en Kunst van Heden om vervolgens door de komst van de Eerste Wereldoorlog volledig weg te vallen.

Periode 1919-1949

Ensor wordt steeds meer gevierd in binnen- en buitenland. Overladen door eerbetuigingen, banketten en tentoonstellingen krijgt de kunstenaar voortaan erkenning in bredere kringen. Het uiten van deze belangstelling voor het oeuvre van Ensor zal zich ook vertalen in een toenemend aantal publicaties die verschenen zijn.

Tijdens de naoorlogse periode stellen we meteen een stijging vast in het aantal publicaties over Ensor. We constateren een eerste sterke toename in 1921. Bij Sélection verscheen toen de eerste uitgave van Écrits de James Ensor. Daarnaast bracht Galerie Georges Giroux het werk Scènes de la vie du Christ uit, een album met 32 litho’s en gaf Paul Colin een Duitstalige monografie over de kunstenaar uit bij uitgeverij Gustav Kiepenheuer. Het daaropvolgende jaar verscheen er opnieuw een belangrijke Ensormonografie. Ditmaal van de hand van Grégoire Le Roy met achteraan, net zoals bij de monografie van Verhaeren in 1908, een lijst van Ensors werken. 1923 was dan weer een jaar waarin er slechts één publicatie verscheen met de tentoonstellingscatalogus ‘Exposition James Ensor’ van de Cercle Royal Artistique et Littéraire in Antwerpen.

  • 4. N. Hostyn, James Ensor 1860-1949: zes thema's in zijn oeuvre, Nationale Bank van België, Brussel, 1995, p.25.
  • 5. N. Hostyn, James Ensor 1860-1949: zes thema's in zijn oeuvre, Nationale Bank van België, Brussel, 1995, p.23.

Andere belangrijke werken die in deze periode verschenen, waren de beredeneerde catalogus van Ensors grafisch werk met de uitgave van Le peintre graveur illustré: H. Leys, H. de Braekeleer, J. Ensor, vol. XIX (1925) door Loys Delteil (1869-1927) en de bij Les Écrivains Réunis in Parijs verschenen monografie van Firmin Cuypers: James Ensor, l’homme et l’oeuvre.

Het jaar daarop verschijnt bij uitgeverij La Flandre littéraire Les Écrits de James Ensor de 1921 à 1926. Naar het einde toe van de jaren twintig merken we duidelijk een stijgend aantal publicaties met vooral een hoogtepunt in 1929. Dit is een echt bekroningsjaar geweest voor de kunstenaar waarbij in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel een grootse retrospectieve tentoonstelling aan hem werd gewijd. Vervolgens werd hij ook in april 1929 in de adelstand verheven door koning Albert I en verscheen er een uitgave van de partituur en een album van lithografieën van Ensor, La Gamme d’Amour, bij uitgeverij Un Coup de Dés in Brussel.

Ensor bleek ook sterk betrokken te zijn in datgene wat over hem en zijn werk geschreven werd. Zo vroeg hij op 17 mei 1928 aan André de Ridder naar een stand van zaken over de monografie die hij over hem aan het voorbereiden is: “À quand voitre aimable visite toujours émaillée de bons souvenirs? Comment va votre étude? Elle sera belle et j’aime beaucoup les éditions Rieder. J’aurai grand plaisir à vous voir à Ostende. Je pourra peut-être vous donner quelques renseignements utiles et la liste des ouvrages parus à mon sujet, il y en a quatorze, c’est très amusant et je me prends souvent pour un autre. Je travaille au portrait d’un israélite et j’ai peint des féminités désemparées devant les modes, femmes parées, chiens enrubannés, angelets cupidonnés. Il est bon de peindre. Le ciel est clair et la mer chante.” Dit werk zal uiteindelijk gepubliceerd worden in 1930 bij Éditions Rieder in Parijs.

Publicatie: André de Ridder, James Ensor, Les Éditions Rieder, Paris, 1930 (Collectie Mu.ZEE Bibliotheek).

  • 5. X. Tricot, “James Ensor Lettres”, Labor, Bruxelles, 1999, p. 182-183.

In deze periode begon Ensor te exposeren in de Galerie Studio in Oostende. Deze artistieke onderneming werd in het leven geroepen door kunstliefhebster Blanche Hertoge, nicht van cineast Henri Storck. Boven haar modezaak in de Adolphe Buylstraat konden kunstenaars en plaatselijke figuren hun werk tentoonstellen op de eerste verdieping. Al snel groeide dit initiatief uit tot een groot succes. Samen met individuele en collectieve tentoonstellingen, dewelke zich snel opvolgden vanaf 1929 tot 1947, werden daarbij vaak kleine tentoonstellingscatalogi samengesteld. Ook Ensor als centrale gast, die bewondering kreeg van Blanche Hertoge, verscheen met zijn geëxposeerde werken in de catalogi van de Galerie Studio. Zo stellen we onder andere publicaties vast als Exposition de dessins, gravures et miniatures (1932), Exposition d’oeuvres du Baron James Ensor (1933) en Exposition Portraits d'Artistes (1934). Na de Tweede Wereldoorlog stellen we nog drie publicaties vast, in 1945, voor de tentoonstelling Baron James Ensor et H.V. Wolvens 75me Salon en een laatste uitgave Baron James Ensor 78me Salon in 1947.

Voor de jaren dertig zien we geleidelijk een afname van het aantal publicaties. Dit laat zich vooral sterk voelen in het jaar 1935. We kunnen stellen dat de economische recessie hier voor iets tussen zit. De beurscrash van 1929 bleek voor de kunstwereld een zware dobber te zijn. De inflatie drukte zijn stempel op kunstaankopen. Ook de impact die dit had op de verschijning van publicaties mogen we niet onderschatten. Gedurende deze jaren zien we toch enkele belangrijke werken verschijnen over Ensor, waaronder deze van zijn goede vriend Albert Croquez: L’oeuvre gravé de James Ensor – catalogue raisonné in 1935 bij uitgeverij Maurice Le Garrec in Parijs en het werk Les Écrits de James Ensor, 1928-1934 uitgegeven door Kunst van Heden in 1935.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog kon geen enkele publicatie over Ensor opgetekend worden. Frappant hierin is dat de oorlogsjaren weinig impact hebben gehad en dat we een geleidelijke stijging ondervinden van publicaties tot in het jaar 1947. Het daaropvolgende jaar zien we een sterke afname met slechts één uitgegeven tentoonstellingscatalogus van Ensor door de Galerie du Siècle in Parijs. Belangrijke werken die in de laatste decennia van Ensors leven verschenen, waren onder andere een buitenlandse Ensormonografie verschenen in Buenos Aires door Julio E. Payro (1943) en de voor toen een finale versie van Les Écrits de James Ensor (1944). Zeker ook te vermelden is de gekende studie Les Dessins de James Ensor, van Paul Fierens via de Brusselse galerie Apollo (1944) en het tweede overzichtswerk van Ensors prenten door Florent Fels: L’oeuvre gravé de James Ensor – Catalogue raisonné (1947), uitgegeven door Pierre Cailler in Genève.

In het laatste levensjaar van de kunstenaar in 1949 krijgen we terug een herstel in het totaal aantal publicaties, met onder andere een belangrijke catalogus van de hommagetentoonstelling die toen werd georganiseerd in het Palais des Thermes: Gloires de la peinture moderne. Hommage à James Ensor: Braque, Chagall, De Chirico, Dali, Ernst, Matisse, Picasso, Klee.

  • 6. G. Ollinger-Zinque, Ensor. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, 1999, p.339.
  • 7. X. Tricot, James Ensor : kroniek van zijn leven 1860-1949, Mercatorfonds, Brussel, p. 217.

Periode 1950-2023

Voor de laatste periode werd ervoor gekozen om de periode net na Ensors overlijden door te trekken tot het huidige jaar. Een interessant gegeven hierin is om na te gaan of de belangstelling voor Ensors leven en werk zich ook via publicaties blijft manifesteren.

Op het eerste gezicht vertoont het totaal aantal jaarlijkse publicaties in deze periode een gelijklopende tendens met enkele zichtbare schommelingen. De aandacht voor Ensors oeuvre blijft zich via publicaties postuum voortzetten en zelfs toenemen. In 1950 merken we een recordaantal uitgaven met elf op de teller. De diverse hommages die postuum aan Ensor waren gewijd, speelde hier een doorslaggevende rol met werken van onder andere André de Ridder met James Ensor herdacht en Hommage à James Ensor van Paul Fierens. Na een lichte daling herneemt de stijgende trend zich opnieuw tot aan het eind van de jaren vijftig met een hoogjaar in 1960. De honderdjarige herdenking van Ensors geboorte zal het aantal publicaties mee in de hand gewerkt hebben. Na het jubileumjaar en gedurende de jaren zestig zien we een duidelijke daling in het aantal uitgaven om vervolgens terug te stijgen aan het eind van deze periode. Een belangrijke oeuvrecatalogus die rond deze periode verscheen is James Ensor, catalogue illustré de ses gravures leur description critique et l’inventaire des plaques (1973) van Auguste Taevernier.

Publicatie: Auguste Taevernier, James Ensor: catalogue illustré de ses gravures, leur description critique et l'inventaire des plaques, Erasmus, Ledeberg, 1973 (Collectie Mu.ZEE Bibliotheek).

Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig doet er zich een daling voor in het aantal uitgaven om vervolgens vanaf 1980 opnieuw toe te nemen. Een jaar waarin het monografische werk van Emile Verhaeren over Ensor uit 1908 een herdruk zal krijgen bij uitgeverij Jacques Antoine. Sterke schommelingen doen zich voor tijdens de jaren tachtig met opnieuw een herdenkingsjaar in 1985 met dertien publicaties waaronder Herinneringen aan Ensor, met nooit eerder gepubliceerde foto’s van Maurice Antony door Karel Jonckheere en Ensor in Oostendse verzamelingen door Norbert Hostyn.

Een logisch gevolg na herdenkingsjaren van Ensor is dat er een ‘rustperiode’ ontstaat in de daaropvolgende jaren. Ook na 1985 is dit het geval. De jaren negentig op hun beurt vertoont een geleidelijke stijging. Heel wat belangrijke werken verschenen in dit decennium die ons meer inzicht verschaffen in zowel het oeuvre van Ensor met James Ensor. Catalogue raisonné des peintures door Xavier Tricot (1994) als in de persoonlijkheid en interesses van Ensor met de werken Ensor, naargeestig en charmant. Een andere Ensor door Francine-Claire Legrand (1993) en James Ensor: over dierenbescherming en vivisektie van Patrick Florizoone (1994). Ook de bundeling van geschriften van de kunstenaar verscheen in deze periode door Xavier Tricot: James Ensor: lettres (1999). Een niet te missen werk in het onderzoek naar Ensor.

 

Publicatie: Francine-Claire Legrand, Ensor, naargeestig en charmant. Een andere Ensor, Mercatorfonds, Antwerpen, 1993 en Patrick Florizoone, James Ensor: over dierenbescherming en vivisektie, James Ensor Archief, Nieuwpoort, 1994 (Collectie Mu.ZEE Bibliotheek).

Het herdenkingsjaar 1999, vijftig jaar na Ensors overlijden, was een absoluut topjaar met maar liefst 29 publicaties die over Ensor verschenen of waarin de kunstenaar of zijn werk werd toegelicht. Sinds het begin van het nieuwe millennium merken we een stabiele evolutie met gemiddeld een vijftal jaarlijkse publicaties. De jaren 2005 en 2009 vormen hierop een uitzondering met respectievelijk 11 en 17 verschenen publicaties, waarbij in 2009 een hernieuwde editie werd uitgegeven van de oeuvrecatalogus van Ensors schilderijen. Ook de eerste Nederlandstalige biografie van Ensor door Eric Min verscheen in deze periode. De meest recentere publicaties die nog vermeld moeten worden zijn James Ensor, occasional modernist: Ensor’s artistic and social ideas and the interpretation of his art van Herwig Todts (2018) en de belangrijke briefwisseling tussen Ensor en de familie Rousseau die ons nieuwe informatie verschaft over het leven en werk van Ensor: Avec le noble crayon: Lettres de James Ensor à la famille Rousseau (2021). Met het Ensorjaar 2024 in het vooruitzicht zal de lange lijst van Ensorpublicaties ongetwijfeld aangevuld worden met heel wat publicaties die de belangstelling voor zijn werk zullen toenemen.

Bibliografie

Hostyn (N.) Ensor. De Verzameling van het Museum voor Schone Kunsten Oostende, Ludion, Gent, 1999, 207 p.

Hostyn (N.), James Ensor 1860-1949: zes thema's in zijn oeuvre, Nationale Bank van België, Brussel, 1995, 92 p.

Ollinger-Zinque (G.), Ensor. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, 1999, 344 p.

Tricot (X.), James Ensor: kroniek van zijn leven 1860-1949, Mercatorfonds, Brussel, 2020, 224 p.

Tricot (X.), James Ensor Lettres, Labor, Bruxelles, 1999, 847 p.