7. Tekeningen- kabinet
Ensor zoekt het experiment ook op in zijn tekeningen: in een nog snellere, ruwere vorm, met potlood op papier, gaat hij aan de slag met de dingen. Hiervoor gaat hij in zijn eigen omgeving op zoek naar boeiende vormen en spelingen van het licht: in boeken, vazen of een haardvuur, maar evengoed in decoratieve details van meubels.
In de vroege jaren 1880 maakt hij vooral realistische tekeningen in een burgerlijke interieur, maar rond 1886, wanneer hij ook fanatiek gaat etsen, doen fantastische wezens hun intrede. De invloed van de Franse kunstenaar Odilon Redon en Vlaamse meesters als Bosch en Bruegel laat zich duidelijk voelen.
Sommige tekeningen met motieven uit de eerste periode herwerkt en transformeert hij tijdens een drietal heel productieve jaren. Daarnaast creëert hij totaal nieuwe fantastische composities, die heel erg tot de verbeelding spreken. Zo is er De buffetpiano: wat van op afstand een doods stilleven met een piano lijkt, blijkt van naderbij een spookscène. Uit de draperie links komt een duivel tevoorschijn, terwijl voor de piano een klein mannetje het instrument lijkt te bespelen.
Let even op de twee tekeningen van spiegels, naast elkaar aan de muur. Startend vanuit zijn eigen reflectie in de spiegel in de woonkamer, tekent Ensor de dood omringd door wezens en maskers. Een gelijkaardig spiegelbeeld transformeert Ensor in een zeeduivel. De tekening met het geraamte behoorde toe aan de dichter Emile Verhaeren, die in 1908 een van de eerste monografieën over Ensor schreef. De andere spiegel, met de duivel als een zeemonster, zat net als twee andere tekeningen in deze zaal oorspronkelijk in de collectie van Ernest Rousseau. Ze maakten deel uit van een grote collage met meer dan dertig hybride tekeningen, met objecten en levende wezens. Die had Ensor op een doek gekleefd en aan Rousseau gegeven. Bij het echtpaar Rousseau in Brussel was Ensor immers vanaf 1879 vriend aan huis en opende zijn wereld op vlak van kunst, literatuur en politiek.