6. Chinoiserie & japonisme
Kijk even achterom: op Ensors schilderij met blauwe tinten prijken Japanse prenten, oosterse maskers, waaiers, porseleinen beeldjes en vaasjes. Dit soort objecten vinden we ook terug in de werken van Louise De Hem en Georgette Meunier: we bevinden ons letterlijk te midden van een laat 19e-eeuwse rage: Chinoiserie en Japonisme.
Al in de 17e en 18e eeuw trekken ondernemingen zoals de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de Oostendse Compagnie op handelsmissie naar het Verre Oosten. Ze brengen luxegoederen als specerijen, thee, porselein en kunstvoorwerpen mee. Tot ver in de 19e eeuw zullen die niet alleen in de salons van de gegoede klasse pronken, ze worden ook onderwerp van vele stillevens.
De term ‘chinoiserie’ verwijst net als ‘japonisme’ naar de Europese decoratieve kunst die geïnspireerd was door de oosterse cultuur. Men bewonderde en kopieerde die, maar ze werd ook aangepast en nam hybride vormen aan.
De werken van Louise De Hem en Georgette Meunier bieden een inkijkje in die gedistingeerde aristocratische wereld. Beide vrouwen volgden les in het Parijse atelier van Alfred Stevens. Als Belgische kunstschilder maakte hij carrière in de Franse hoofdstad, waar hij heel wat jonge vrouwen als leerling had.
Louise De Hem uit Ieper is een van de bekendste vrouwelijke stillevenschilders in België. Haar composities zijn vaak geïnspireerd door de 17e-eeuwse barok, maar de twee werken die je hier ziet wijken er op een gedurfde manier van af. Op het grote werk torent een smalle vaas met rozen uit boven enkele blinkende snuisterijen. De Hem etaleert haar schildertechniek in de reflecties in een sierbeker, een schoteltje en enkele juwelen. Een met bloemen gesierd kleed voelt oosters aan. Het lijkt over de rand te glijden en de voorwerpen mee te nemen in z’n val. Samen met de waaier en de verrekijker suggereren ze een avondje uit, naar de opera of het theater in het mondaine Parijs. Het schilderij was zo suggestief dat een Belgische kunstcriticus De Hem opriep om dat verderfelijke Parijs achter zich te laten en terug te keren naar haar Vlaamse thuis.
In een kleiner werk verlevendigt ze de compositie met een gipsen gezicht, een oosters popje en opnieuw een waaier. Je wordt erdoor geraakt, zelfs al lijken de voorwerpen elk op hun manier in slaap. De Hem schildert ze in een toestand van onbewustheid, de dingen schijnen tegelijk wél en niet te leven.
Minder verontrustend is het schilderij van Georgette Meunier. Zij groeit op in een artistieke familie: haar broer schildert, haar vader schrijft en haar oom is de beroemde schilder-beeldhouwer Constantin Meunier. Haar vader wijdt haar in in de kunst, maar ze gaat net als Berthe Art en Louise de Hem in de leer bij Alfred Stevens. En net als haar collega’s ontdekt ze waarschijnlijk ook daar het oriëntalisme: Japanse prenten, stoffen en aardewerk aanwezig in het atelier en de schilderijen van Stevens. Ze ontwikkelt er een voorkeur voor het schilderen van luxueuze oosterse interieurs, zoals in dit pastel, Chinoiserieën. Een vaas, omringd door bloemen en vaatwerk, wordt geflankeerd door een Japanse Ukiyo-e -houtsnedeprent, eind negentiende eeuw populair bij veel westerse kunstenaars.
Vervolg nu je bezoek in Het Tekeningenkabinet, aangeduid met nummer 2.