4. Virginie de Sartorius & Berthe Art
In de 19e eeuw horen Virginie de Sartorius en Berte Art tot een kleine groep vrouwelijke beroepskunstenaars. Net als hun mannelijke collega’s, zoals bijvoorbeeld Louis Dubois, opereren ze binnen een eigen niche waarmee ze de burgerij proberen te bekoren. Ze schilderen vooral bloemen- en fruitstillevens of composities met snuisterijen. Maar ze proberen het klassieke stilleven ook, door het te mengen met elementen uit andere beeldgenres, nieuw leven in te blazen. Zo introduceren ze personages in hun werk. Gezichten van vlees of steen, maskers, die je al dan niet aankijken, als een snapshot in de tijd bevroren.
Berthe Art groeit op in een kunstminnende omgeving en zal voornamelijk in pastel werken. Een bijzonder en ietwat afwijkend werk van haar is Stilleven met waaier, dodenmasker en pauwenveer. Niet alleen is het geschilderd in olieverf, het onderwerp is ver verwijderd van haar liefelijke bloementaferelen. Al zou je dit op het eerste gezicht misschien niet zeggen. Het plaasteren hoofd centraal tussen de objecten is immers niet zomaar een weergave van een vrouwengezicht. Het gaat om een dodenmasker, meer bepaald van ‘L’Inconnue de la Seine’, een onbekende jonge vrouw die eind jaren 1880 in de Seine verdronk. Van haar gezicht werd een plaasteren afgietsel gemaakt. Haar schoonheid betoverde velen en het veelvuldig gereproduceerde masker werd een populair object bij de Parijse bohemiens. Zelfs schrijvers als Camus en Rilke lieten er zich door inspireren. Het masker lijkt in het ijle te staren, weg van onze blik. Er omheen zie je een waaier en enkele pauwenveren, oosterse objecten die je ook bij andere werken terug zal zien.
Over Virginie de Sartorius weten we al bij al weinig. De Luikse, die doof geboren werd in een adellijke familie, oogst vooral lof met haar stillevens die lonken naar de 17e eeuw. Haar werk valt in de smaak. Zo schrijft een recensent: ‘Juffrouw Virginie de Sartorius heeft fruit geschilderd. Je gaat ervan watertanden; je kunt echt zeggen dat deze jongedame met vrucht schildert.’
Dat fruit is ook te zien op een compositie die ze in 1851 maakt. Het gaat om een bloemstuk met centraal de buste van Louise Marie van Orléans. Deze eerste vorstin van België was een jaar eerder overleden in de koninklijke zomerresidentie, hier in Oostende. Als je goed kijkt zie je links in beeld een doorkijkje naar die andere koninklijke residentie, in Laken.
Het gaat om het portret van een buste, niet van een levend model. Het gezicht voelt daardoor, in contrast tot de bloemen, ietwat steriel. De koningin kijkt je aan, maar maakt geen connectie.