29. Herinneringen
Ensor schildert dit werk uit 1926, Herinneringen, voor zijn plezier. Tal van objecten brengt hij, geboeid door hun kleur en vorm, op een aantrekkelijke manier samen. Heldere tinten combineert hij met pastelkleuren, scherpe contouren staan naast zachtere lijnen.
Thema’s uit vroegere werken keren terug, maar hij herschikt en verfraait die met nieuwe objecten.
Voor de late Ensor is het stilleven een zuivere stijloefening geworden. Hij herneemt zijn zware, overladen, bijna barokke taferelen, maar tovert ze om tot speelse, bijna frivole theatertjes. Hij leeft nu van zijn herinneringen, en houdt zijn mythe in stand. In Herinneringen krijgt zijn fotoportret het gezelschap van heel wat objecten, waarvan we er een paar al tegenkwamen. Zo bijvoorbeeld het groene glas uit het schilderij met de rode kool. Of het beeldje van de Maagd naast het sterfbed van Ensors moeder. De maskers, bloemen, chinoiserieën en schelpen … ze komen allemaal terug. Bovenaan een bizar tafereel: enkele professors buigen zich over het kadaver van een opengereten hond. Dit verwijst naar Ensors fervente kritiek op vivisectie - het experimenteren op levende dieren zoals kikkers en honden in naam van de wetenschap.