15. James Ensor
Halverwege zijn leven, in 1905, kloeg James Ensor over wat hij noemde “de absolute neerbuigendheid voor het stilleven!”. Ensor vond het genre van het stilleven net “de triomf van de kleur en van het leven”.
In de meer dan tweehonderd stillevens die hij tussen 1880 en 1940 schildert, zien we zowat de hele vormelijke en thematische evolutie van zijn kunst, maar ook hoe hij een academische kunst vernieuwt en een conventionele schilderwijze doorbreekt.
Wanneer hij rond 1880 donkere interieurs schildert, schildert hij ook stillevens met typische objecten uit het bourgeois interieur. Die objecten bewijzen niet alleen de klasse en smaak van Ensors familie, maar tonen ook het belang dat hij als kunstenaar hecht aan materie, licht en reflectie.
Iets later neemt kleur de bovenhand op het licht. Kort na 1886 doet een zin voor theatraliteit zijn intrede. Het is vanaf dan dat fantasiewezens en maskers hun plaats opeisen in Ensors werken. In zijn schilderkunst verzacht hij de hardheid van zijn zuivere, niet-gemengde verfkleuren. Dit doet hij door witte achtergronden die aan parelmoer doen denken. De schelpen uit zijn moeders winkel bekoren hem door hun grillige vormen, net als vruchten, glazen en porselein. Vanaf het midden van de jaren 1890 tot het einde van zijn carrière herneemt en transformeert Ensor de traditionele onderwerpen uit zijn beginjaren: kleuren verlichten en de maskers, die sporadisch blijven opduiken, verliezen iets van hun dreigende karakter. In deze zaal zie je hoe deze hele evolutie zich in Ensors stillevens manifesteert.