12. Hubert Bellis
Negen schilderijen met de naam Hubert Bellis: na Ensor is deze kunstenaar het best vertegenwoordigd in deze zalen. In het 19e-eeuwse stilleven scheert Hubert Bellis dan ook hoge toppen. Hij is zeer productief, en in 1857 opent hij met zijn broer Louis een zaak waar een open atelier gehuisvest is. Artiesten als Louis Thevenet, Jean Brusselmans en Rik Wouters, die later in de tentoonstelling ook aan bod komen, zijn er kind aan huis. Dit atelier, L’Effort genoemd, zou tot de Eerste Wereldoorlog bestaan.
De broers Bellis sluiten zich op het eind van de jaren 1870 aan bij La Chrysalide, een Brusselse kunstenaarsvereniging die ook Alfred Verhaeren, Guillaume Vogels én de jonge Ensor onder haar rangen telt. Wanneer deze groep in 1883 ontbonden wordt, richten Ensor en Vogels mee Les XX op. Een tiental jaar later richt Louis Bellis samen met Ensor de Cercle artistique d’Ostende op, maar na amper twee jaar houdt die op te bestaan.
De stillevens van Hubert Bellis lijken bij een eerste blik niet ambitieus. Het zijn kleine, sympathieke werkjes met fruit, bloemen of vis. Maar net die focus op één of maar enkele dingen maakt ze verrassend sterk. Een paar schelpen, bessen, een stuk vlees eisen je aandacht op. Hun naakte verschijning roept een zekere spanning op, ze tonen hun dingelijk- heid. Belllis zoomt niet uit, maar in. Hij laat elk verhaal achterwege, de dingen bestaan op zichzelf in hun eigen kleine theater. De afgehakte vissenkop is sterk en aangrijpend. Doordat een vis de ogen niet kan sluiten, staart hij je ook dood nog indringend aan. Plots kijkt het stilleven dus terug! Zelfs een homp vlees, alleen in het donker, lijkt je aan te spreken. De bijna rechtopstaande rode kotelet en zelfs een fel groene bloemkool kunnen zo bevreemden.