In de verf gezet

Les XX: een vrijplaats voor avant-gardekunst

Auteur: Gregory Boite (bibliotheek -en archiefmedewerker Mu.ZEE)

Inleiding

De tweede helft van de 19de eeuw was een zeer boeiende periode voor de culturele ontwikkeling in Europa. Maatschappelijke veranderingen kwamen in een stroomversnelling terecht en speelden een grote rol in de kunst. Steeds meer fungeerde Brussel in deze periode als culturele trekpleister binnen Europa. Het vrijdenkersmilieu in Brussel speelde hierin een grote rol. Voor avant-gardekunstenaars werd een gunstig klimaat gecreëerd, waardoor artistieke netwerken in de hoofdstad hoogtij vierden. Niet alleen binnenlandse kunstenaars vonden er hun thuishaven, ook buitenlandse kunstenaars en intellectuelen voelden er zich welkom. Dit artikel zal de focus leggen op de vernieuwingsgezinde kunstenaarsgroep Les XX die in Brussel gedurende een decennium de kunstscène domineerde. Een andere reden waarom de aandacht gericht wordt op deze avant-gardistische kring is dat het in 2023 namelijk 140 jaar geleden is dat de vereniging werd opgericht. Over deze groepering zijn er inmiddels heel wat publicaties verschenen, waarvan onderstaande tot de collectie van Mu.ZEE bibliotheek behoren:

 
  • Publicaties: Madeleine Octave Maus, Trente années de lutte pour l’art (1884-1914), Lebeer Hossmann, Bruxelles, 1926 en Ollinger-Zinque, Gisèle, Les XX, La Libre Esthétique, honderd jaar later, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, 1993 (Collectie Mu.ZEE Bibliotheek)

Les XX: een platform voor verandering in de kunst

Een belangrijke episode in de Belgische moderne kunst was de oprichting van Les XX, ook wel de Twintig genoemd, naar het aantal leden die zich hadden aangesloten. Deze groepering ontstond uit een verdeeldheid in de Brusselse kunstenaarskring L’Essor, met name tussen de gematigde leden en kunstenaars als Ensor, van wie zijn inzendingen meermaals werden geweigerd door de jury van officiële salons. Enkele leden van L’Essor besloten in oktober 1883 in de Taverne Guillaume in de Museumstraat te Brussel zich te verenigen onder de naam Les XX. Hiertoe behoorden kunstenaars als Guillaume Vogels, James Ensor, Fernand Khnopff en Théo Van Rysselberghe, maar ook buitenlandse artiesten als Dario de Regoyos en Périclès Pantazis. Deze avant-gardistische groep onderscheidde zich steevast van het officiële kunstcircuit. Ze keerden zich radicaal af van het academische en waren niet gebonden aan regels. Wat zich afspeelde gedurende het tienjarig bestaan van Les XX betekende voor de kunst een ware evolutie in België en ook daarbuiten. Een artistiek programma was er nauwelijks, waardoor deze vereniging een platform aanbood voor verandering in de kunst. De zoektocht naar de vrije kunst, los van enige kunststroming, stond hierbij centraal. Niet alleen eigen leden stelden werk tentoon tijdens de jaarlijkse tentoonstellingen, het was ook de gewoonte om kunstenaars uit andere Europese landen te inviteren. In 1886 kon het publiek uitvoerig werk bewonderen van de Franse impressionisten als Auguste Renoir en Claude Monet. Het jaar daarop waren Berthe Morisot, Camille Pissarro en George Seurat met zijn bekende werk Un dimanche à la Grande-Jatte aan de beurt.

Onder leiding van secretaris Octave Maus zorgde Les XX er niet alleen voor dat talrijke innovatieve binnen- en buitenlandse kunstenaars hun werk konden exposeren, maar dat artistieke diversiteit in de groep ook sterk onder de aandacht werd gebracht. Naast tentoonstellingen was er ook ruimte voorzien om andere kunsten een forum te geven. Zo werd eveneens voldoende ruimte geboden om op literair als muzikaal vlak activiteiten te voorzien. De figuur Maus fungeerde als drijvende kracht in Les XX en stelde zich op als artistiek bemiddelaar tussen de Vingtisten en de kunstmarkt. Hij was de aangewezen persoon binnen de beweging om werken kenbaar te maken en deze te verhandelen.

  • Affiche voor de 4de tentoonstelling van Les XX uit Ollinger-Zinque, Gisèle, Les XX, La Libre Esthétique, honderd jaar later, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, 1993
 

De jaarlijks georganiseerde tentoonstellingen van 1 februari tot 1 maart werden bij Les XX zo opgevat dat leden zelf konden kiezen welke schilderijen ze exposeerden. Via een lotelingensysteem konden kunstenaars de kans krijgen om hun werken op ooghoogte van de toeschouwer te presenteren. Dit gaf natuurlijk voor de kunstenaar de beste kansen met zich mee om met hun werk uit te pakken en om geïnteresseerde kopers aan te trekken. Het commercieel systeem binnen de kring werd niet alleen aangewakkerd via het middel van de tentoonstelling. Ook andere strategieën werden aangewend wat ten goede kwam van de Vingtisten. Inkomkaarten en abonnementen werden verkocht om tentoonstellingen te financieren. Daarnaast werd ook meer rechtstreekse publiciteit voorzien onder de vorm van affiches en tentoonstellingscatalogi.

Het voornaamste middel om Les XX te promoten was ongetwijfeld het progressieve tijdschrift L’Art Moderne. Revue critique des Arts et de la Littérature. Reeds opgericht door Octave Maus en Edmond Picard in 1881 was het de officiële spreekbuis van de kring. Als verbindingsfactor tussen de groep en zijn publiek speelde dit blad een grote rol in het succes van de beweging. Jaarlijkse tentoonstellingen van de groep werden er in aangekondigd, evenals kritische uiteenzettingen van die tentoonstellingen. Ander interessant materiaal dat verder nog in het tijdschrift werd opgenomen zijn de algemene inkomsten van de groep en de schilderijen die van de Vingtisten verkocht werden. Picard maakte de gekende schrijver Emile Verhaeren warm om zijn literaire aspiraties bot te vieren met L’Art Moderne. Via zijn actieve rol eind jaren 1880 scheerde dit medium hoge Europese toppen en is het tot op vandaag een onschatbare bron van informatie over de beeldende kunsten, de muziek en de literatuur uit de periode 1881-1914.

Voor heel wat aangesloten leden betekende Les XX een belangrijke schakel met de kunstwereld. Dit komt duidelijk tot uiting bij James Ensor. Zijn correspondentie met Octave Maus geeft te kennen dat de kunstenaar zich perfectionistisch opstelde in zijn deelname aan tentoonstellingen. Zo volgde hij nauwgezet op of de titelformulering van zijn werken correct werd opgevolgd, evenals de plaats waar zijn werken werden opgesteld, was voor Ensor van groot belang. Het belang van de groep voor de kunstenaar laat zich gevoelen in zijn geschriften. Interessant archiefmateriaal is de brief die Ensor eind 1894 - begin 1895 schreef naar Pol de Mont, de latere conservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hierin deelt Ensor enkele biografische elementen met de geadresseerde. Hieronder valt zijn jaarlijkse deelname aan de tentoonstellingen van Les XX met telkens een vermelding van zijn ingestuurde werken.

  • 1. De verschillende jaargangen van het tijdschrift kun je integraal gaan consulteren via deze link.
  • Stuk van de brief van James Ensor aan Pol de Mont, eind 1894 – begin 1895 (Collectie Mu.ZEE bibliotheek)

Portretcultuur bij Les XX

Als avant-gardistische groep zette Les XX zich resoluut af tegen elke vorm van academisme en waren opgelegde regels uit den boze. Men propageerde daarentegen innovatie en onbeperkte artistieke vrijheid. Om de groepsidentiteit te versterken, lag de focus binnen de groep Vingtisten sterk op een onafhankelijkheidsstreven. Het imago van de groep om anders te zijn en om vernieuwende stromingen in de kunsten te verkondigen, trok zo een specifiek publiek van kenners en geïnteresseerden aan. Om dit kracht bij te zetten, werd het fenomeen van de portretcultuur binnen Les XX sterk benadrukt.

Het portretteren van collega-kunstenaars binnen Les XX en het exposeren van deze portretten toonde aan dat er tussen de Vingtisten een gevoel van samenhorigheid aanwezig was. Dat men elkaar portretteerde binnen de groep en hiermee de collectieve identiteit werd onderstreept, was een opvallend gegeven binnen de groep. Als leden van Les XX hebben James Ensor en Willy Finch als geen ander elkaar meermaals geportretteerd. Finch duikt vaak op in het oeuvre van Ensor en dit zowel in zijn schilderijen als tekeningen. Deze sterke connectie werd ongetwijfeld gevormd in Oostende, waar beide kunstenaars elkaar al op jonge leeftijd hadden ontmoet. Samen zouden ze ook geregeld schilderen in Ensors atelier en zich vaak toeleggen op dezelfde onderwerpen, waaronder volkse figuren uit Oostende en het motief van de rog.

  • James Ensor, Doodshoofden en Willy Finch in de duinen, 1888, tekening, 21,5 x 26,5 cm, collectie Mu.ZEE

Bij het ontstaan van Les XX werd de groep al snel door kunstcritici in twee verdeeld. Enerzijds had men de radicale strekking of grote vernieuwers. Hieronder behoorden o.a. Ensor, Finch, Jan Toorop en Guillaume Vogels. Aan de andere kant had je dan weer de traditionelere kunstenaars met o.a. Frans Simons en Theodoor Verstraete. De portretcultuur die heerste zou gekoppeld kunnen worden aan het idee dat vooruitstrevende kunstenaars binnen Les XX zich zo meer konden distantiëren van de behoudsgezinden. Onder collega-kunstenaars werden vriendschapsbanden niet alleen binnen de groep versterkt, ook daarbuiten trokken enkele leden met elkaar op. Zo trok Ensor met Guillaume Vogels naar Nederland en Engeland, respectievelijk in 1883 en 1887. Met Nederlander Jan Toorop reisde hij dan weer in 1884 naar Parijs. De vriendschapsbanden tussen deze progressieve kunstenaars en de portretcultuur als afgeleide hiervan, betekende een bevestiging van wat de critici dachten, dat er namelijk binnen Les XX een groep binnen de groep werd gevormd. Tussen Jan Toorop en de Griekse kunstenaar Périclès Pantazis en de Spanjaard Dario de Regoyos werden eveneens nauwe vriendschapsbanden aangehaald.

Naast Ensor had je ook andere Vingtisten die aan de portretcultuur hadden deelgenomen. Zo stelde de Nederlander Jan Toorop een portret tentoon van Guillaume Vogels in 1885, terwijl Willy Schlobach het daaropvolgende jaar een portret van Théo van Rysselberghe exposeerde. Ook de Spaanse kunstschilder Dario de Regoyos werd door Ensor tussen 1884-1886 op tekening vereeuwigd. Niet alleen ten tijde van Les XX werden talrijke portretten tussen Vingtisten onderling gemaakt, ook voor het ontstaan en na de ontbinding van de groep ontstonden er reeds vriendschappelijke portretten. Zo sluiten enkele werken binnen de collectie van Mu.ZEE aan op deze gedachte, waaronder een portret van James Ensor door Henry de Groux uit 1907 en Pantazis in de sneeuw uit 1881 geschilderd door Guillaume Vogels. Périclès Pantazis was reeds bij de oprichting lid van Les XX, maar overleed aan tuberculose nog voor de eerste tentoonstelling van de groep.

  • James Ensor, Portret van Dario de Regoyos schrijvende, 1884, tekening, 22 x 17,5 cm en
 
  • Guillaume Vogels, Pantazis in de sneeuw, 1881, olieverf op doek, 46 x 34 cm, collectie Mu.ZEE

Anna Boch en Les XX

Als enige vrouwelijke kunstenaar was Anna Boch (1848-1936) toegetreden tot Les XX, waar haar neef Octave Maus de centrale figuur was. Haar lidmaatschap in 1885 betekende niet alleen een belangrijke stap in haar kunstenaarscarrière, tegelijkertijd was ze door haar welstellende afkomst ook kunstverzamelaar die binnen de groep van de Vingtisten geschiedenis schreef. Boch verzamelde niet alleen werken van Paul Signac, Paul Gauguin en Georges Seurat. Toen Les XX in 1890 het werk De Rode Wijngaard (1888) van Vincent Van Gogh exposeerde, besloot Anna dit werk aan te kopen voor vierhonderd francs. Hiermee was ze de enige die tijdens het leven van de kunstenaar werk heeft gekocht. Tegenwoordig behoort het werk tot één van de topstukken in de collectie van het Pushkin Museum in Moskou. Het jaar daarop breidde ze haar collectie opnieuw uit met een ander werk van Van Gogh.

Het relaas van Anna Boch als kunstverzamelaar komt veelvuldig voor in de literatuur, maar als kunstenares was ze ook zeer gedreven. Als vooruitstrevende vrouw van haar tijd nam ze steevast als artieste deel aan de tentoonstellingen van Les XX tot 1893. Ze exposeerde er met zeelandschappen, de natuur en het reizen als veelvoorkomende onderwerpen. Ook na de ontbinding van de groep sloot ze zich aan bij de nieuwe kunstkring La Libre Esthétique, ook opgericht door haar neef Octave Maus. Onder de Vingtisten onderhield Anna nauwe contacten met enkele vooruitstrevende kunstenaars waaronder Ensor. Via hun correspondentie stel je vast dat beiden een nauwe vriendschap uitbouwden. Het respect van Ensor voor Anna Boch was groot, aangezien ze hem binnen Les XX steunde op momenten dat de erkenning voor zijn werk uitbleef.

Via hun correspondentie stak ze Ensor een hart onder de riem. Het bleef hier echter niet bij, ook financieel steunde ze de kunstenaar door het werk Russische Muziek (1881) van Ensor aan te kopen op het salon van 1886, waarop collega-Vingtist Willy Finch staat afgebeeld. Frappant hierin is dat ze via de aankoop van dit werk opnieuw de groepsidentiteit van Les XX bevestigt. Het werk schonk Anna op haar beurt in 1927 aan de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. De sympathie en het respect voor Anna Boch laat zich decennia jaren nog duidelijk voelen in de brief die Ensor op 29 december 1927 naar haar schreef:

“Je me souviens des luttes des XX de 1884 à 1893. Vous défendiez alors certaines oeuvres refusées par mes confrères des XX. L’étonnement du masque Wouse, actuellement au Musée d’Anvers, Le foudroiement des anges rebelles, La tentation de Saint Antoine, Les masques devant la mort, Le jardin d’amour, Les poissardes mélancoliques, etc. etc. et votre sympathie me donna force et vaillance et maintenant encore, Mademoiselle, votre beau geste me donne mille joies fleuries d’agréables pensées.”

  • 2. X. TRICOT, “James Ensor Lettres”, Labor, Bruxelles, 1999, p. 40-41.
  • James Ensor, Russische muziek, 1881, olieverf op doek, 133 x 110 cm, collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België