Grote marine , 1935

Tijdens de zomermaanden van 1930 tot 1937 ging Permeke vaak varen met zijn boot De Zeeuw. Deze lag aangemeerd aan de brug van Stalhille langs de Oostendse vaart. Hij verkende vooral de Westhoek en Oostende. De zee was opnieuw het favoriete thema van zijn schilderijen, maar hij maakte geen grote tochten meer op volle zee zoals vroeger. Permeke gaf zijn boot tenslotte cadeau aan zijn oudste zoon Johnnie voor zijn huwelijk. In 1944 werd alle koperwerk van de boot weggehaald door de Duitse bezetter en werd het tot zinken gebracht in de Damse vaart ter hoogte van Oostkerke. In 1935 schilderde hij voor de Wereldtentoonstelling te Brussel deze Grote marine, de grootste marine uit zijn carrière. Het werd in nagenoeg 48 uur geschilderd. Het schilderij prijkte in het salon van de Visserij, dat deel uitmaakte van het paleis van de Natie, ook het Modelstation genoemd. Tal van kunstenaars waren in dit salon betrokken. Oscar Jespers verzorgde het voorportaal en George Minne maakte zijn Narcissofontein op de binnenplaats. Het schilderij Grote marine werd nadien aangekocht door het Ministerie van Economische Zaken, maar Permeke kon er geen afstand van nemen. Hij schilderde een tweede Grote marine met gelijke afmetingen, waaraan hij zes maanden werkte. Dit nieuwe werk leverde hij aan de staat, maar tot op heden is dit grote schilderij nog steeds spoorloos en ook het wandreliëf van Oscar Jespers blijft onvindbaar.